Met het diafragma bepaal je de scherptediepte in de foto. Dit is de lichtopening van je lens en bepaald hoeveel licht er op je sensor valt. Het diafragma bepaal je met de F-getallen. Hoe groter het diafragma hoe kleiner het F-getal (en andersom).
Een groot diafragma (laag f-getal, bijv. f1.4) zorgt voor een kleine scherptediepte. Dit zie je vaak bij portretfotografie. Het portret is dan scherp en de achtergrond erg wazig (bokeh effect). Dit zorgt voor een mooi effect en alle aandacht gaat naar het model.
Een klein diafragma (hoger f-getal, bijv f11) zorgt voor een grote scherptediepte. Voor- en achtergrond zijn scherp. Dit gebruik je dus als de hele foto scherp moet zijn. Uiteraard afhankelijk van de iso, sluitertijd en hyperfocale afstand.
Kies je een nog kleiner diafragma (hoger f-getal) dan heb je kans op diffractie en hierdoor wordt de scherpte weer minder. Elke lens heeft een optimaal diafragma, ook wel de sweet spot genoemd.
Zie hieronder de uitleg van Kamera Express.

Zie ook de uitleg van: Sluitertijd en ISO-waarde.